Betaalde vakantie in 10 vragen & antwoorden

De zomermaanden zitten er opnieuw aan te komen en heel wat mensen kijken uit naar hun vakantiegeld om een mooie reis te maken, gewoon uit te blazen of uitgaven te kunnen doen die anders moeilijk te betalen zijn. Ons Recht geeft antwoord op tien vragen die dikwijls worden gesteld rond de betaalde vakantie voor bedienden.

1. Op hoeveel dagen vakantie heb ik recht?

Het aantal vakantiedagen waarop je in 2017 (het huidig kalenderjaar of ‘vakantiejaar’) recht hebt, is afhankelijk van je prestaties in 2016 (het voorgaande kalenderjaar of ‘vakantiedienstjaar’). Werk je in een zesdagenweek, dan heb je recht op twee vakantiedagen per gewerkte maand in het vakantiedienstjaar. Werk je in een vijfdagenweek, dan wordt het aantal vakantiedagen waarop je recht zou hebben in een zesdagenweek, vermenigvuldigd met 5/6 en mag je het resultaat naar boven afronden. Heb je in 2016 een volledig jaar gewerkt, dan heb je recht op vier weken betaalde vakantie in 2017. Dat zijn 24 vakantiedagen in een zesdagenweek of 20 vakantiedagen in een vijfdagenweek.

2. Ik ben vorig jaar een paar keer afwezig geweest, tellen die periodes mee als gewerkte maanden?

Sommige periodes wel. Een aantal afwezigheden wordt immers gelijkgesteld met gewerkte periodes. Dat is bijvoorbeeld het geval voor arbeidsongeschiktheid wegens ‘gewone’ ziekte of ‘gewoon’ ongeval (gelijkstelling voor maximum 12 maanden), arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval of beroepsziekte (volledige arbeidsongeschiktheid wordt onbeperkt gelijkgesteld, gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid voor maximum 12 maanden), moederschapsrust, borstvoedingspauzes, economische werkloosheid bedienden, vaderschapsverlof, adoptieverlof, geboorteverlof, betaalde vakantiedagen, wettelijke feestdagen, ADV-dagen, aanvullende vakantiedagen, klein verlet, syndicaal verlof, betaald educatief verlof, dagen erkende staking of lock-out. Maar tijdkrediet of een thematisch verlof (ouderschapsverlof, palliatief verlof of medische bijstand), verlof om dwingende redenen en onbetaalde toegestane afwezigheid worden niet gelijkgesteld. Je bouwt in die periodes dan ook geen vakantierechten op voor volgend jaar.

3. Ik werkte vorig jaar voltijds en nu deeltijds. Op hoeveel vakantiedagen heb ik dan recht?

Voor deeltijdsen gelden in principe dezelfde berekeningsregels als voor voltijdse werknemers. Als je in heel 2016 voltijds gewerkt hebt, heb je in 2017 ook recht op vier weken betaalde vakantie. Maar je kan nooit meer vakantie opnemen dan mogelijk volgens je arbeidsregime in het vakantiejaar (2017). Het aantal vakantiedagen waarop je als deeltijdse recht hebt, moet dan ook worden berekend in verhouding tot het aantal werkdagen per week: vakantiedagen in een 6-dagenweek x aantal werkdagen per week/6 werkdagen per week.

Voorbeeld: als je in 2017 nog 19 uur per week werkt, gespreid over 3 werkdagen, heb je recht op (12 x 2) x 3/6 = 12 vakantiedagen.

4. Ik werkte eerst voltijds en nu deeltijds. Ben ik dan een deel van mijn 20 opgebouwde dagen gewoon kwijt?

Je kan nooit meer vakantie opnemen dan mogelijk volgens je arbeidsregime, maar die ‘verloren’ dagen worden wel uitbetaald. Als je in de loop van het vakantiejaar (2017) overstapt naar een arbeidsregime met gemiddeld minder arbeidsuren per week, wordt een ‘decemberafrekening’ opgesteld. Bij de overstap worden de (resterende) vakantiedagen immers onmiddellijk herrekend waardoor je niet meer alle vakantiedagen zal kunnen opnemen waarop je op basis van de prestaties in het vakantiejaar recht had. Dat verlies aan vakantiegeld wordt dan gecompenseerd in december van het vakantiejaar (2017). Doordat je echter pas in de loop van het vakantiejaar bent overgestapt naar minder arbeidsuren, zal je in het volgende jaar (2018) waarin je nog altijd minder arbeidsuren werkt óók recht hebben op minder vakantiedagen dan je eigenlijk vóór de vermindering van uren had opgebouwd. Dit verlies aan vakantiegeld zal ook worden gecompenseerd in december van het jaar volgend op het vakantiejaar (2018).

5. Ik heb geen volledig jaar gewerkt. Heb ik dan ook recht op vier weken vakantie?

Het Europese principe is dat iedereen recht heeft op vier weken vakantie. Maar als je bovenstaande Belgische berekeningsregels volgt, kan je in dat geval geen 4 weken opbouwen. Daarom werd in 2012 een aanvullend stelsel van vakantie ingevoerd ingeval van begin of hervatting van activiteit als werknemer. Dit wordt ook wel ‘aanvullende’ of ‘Europese’ vakantie genoemd.

Je kan genieten van aanvullende vakantie als je aan alle voorwaarden voldoet. Belangrijk is dat het altijd gaat om een recht. Je bent dus niet verplicht om gebruik te maken van dit extra stelsel. Doe je dat toch, dan moet je wel eerst de gewone vakantiedagen opnemen.

Je kan genieten van aanvullende vakantie op voorwaarde dat:

  • je een activiteit als werknemer begint (bijvoorbeeld afgestudeerde jongeren die in het vakantiedienstjaar geen arbeidsprestaties hebben geleverd of bedienden die in het vorige kalenderjaar als ambtenaar of zelfstandige hebben gewerkt) of hervat (bijvoorbeeld na volledige werkloosheid, na tijdkrediet, na een niet-gelijkgestelde periode van arbeidsongeschiktheid, maar ook na deeltijds ouderschapsverlof);
  • je tijdens het vakantiejaar arbeidsprestaties hebt verricht (of daarmee gelijkgesteld) gedurende minstens drie maanden, de zogenaamde ‘aanloopperiode’.

Ook deeltijdse werknemers die hun arbeidstijd verhogen of overstappen naar een voltijds regime, hebben onder bepaalde voorwaarden recht op aanvullende vakantie. Dit geldt nu ook voor werknemers in deeltijds ouderschapsverlof.

Vanaf de laatste week van de aanloopperiode heb je recht op één week vakantie (dit komt overeen met vijf vakantiedagen in een vijfdagenweek). Na de aanloopperiode wordt de vakantieduur in een zesdagenweek bepaald in verhouding tot twee vakantiedagen per maand prestaties (of daarmee gelijkgesteld). Als je volgens een ander arbeidsregime werkt, moet je het aantal vakantiedagen berekenen in verhouding tot het aantal werkdagen in jouw arbeidsregime. Bij omzetting naar een vijfdagenweek moet in principe per schijf van zes dagen één dag in mindering worden gebracht. Telkens wordt in de derde maand de schijf van zes vakantiedagen bereikt en wordt dan die ene dag in mindering gebracht. De eerste maand worden dus twee vakantiedagen opgebouwd, de volgende maand nog eens twee dagen, de derde maand slechts één dag. Maar opgelet: je kan nooit meer dan vier weken vakantie opbouwen (inclusief de gewone vakantiedagen).

De werkgever betaalt het normale loon voor de aanvullende vakantiedagen. Maar dit loon wordt in mindering gebracht van je dubbel vakantiegeld van het volgende kalenderjaar. Je betaalt de aanvullende vakantie dus eigenlijk zelf. Aangezien de regelingen jeugdvakantie en seniorvakantie om die reden gunstiger zijn, is het aan te raden om eerst na te gaan of je al dan niet op één van die regelingen een beroep kan doen.

6. Kan ik om het even wanneer mijn vakantiedagen opnemen?

De vakantiedagen moeten binnen hetzelfde kalenderjaar allemaal worden opgenomen en dit kan in principe om het even wanneer. Maar dit gebeurt – behalve wanneer in de sector of op ondernemingsvlak collectieve vakantiedagen werden vastgelegd – steeds bij individueel akkoord tussen jou en je werkgever. Je kan dus niet eenzijdig je vakantiedagen opnemen. In het arbeidsreglement kunnen regels zijn afgesproken over de opname van de vakantiedagen (bijvoorbeeld wijze en termijn van aanvraag, voorrangsregels). Wanneer je niet tot een akkoord komt, kan het geschil worden voorgelegd aan de arbeidsrechtbank (eventueel in kort geding).

Volgende principes moeten sowieso in acht genomen worden:

  • vakantie moet worden toegekend vóór 31 december van het vakantiejaar. Vakantiedagen mag je dus in principe niet overdragen naar het volgende kalenderjaar. Wanneer het wegens overmacht of een schorsing van de arbeidsovereenkomst onmogelijk is om al je vakantiedagen op te nemen vóór het einde van het vakantiejaar, dan moeten die door de werkgever worden uitbetaald;
  • een ononderbroken vakantieperiode van één week moet worden gewaarborgd;
  • voor gezinshoofden wordt de vakantie bij voorkeur tijdens de schoolvakantie toegekend;
  • tenzij je het anders vraagt, moet tussen 1 mei en 31 oktober:
    • een ononderbroken vakantieperiode van drie weken worden gewaarborgd als je jonger bent dan 18 jaar;
    • een ononderbroken vakantieperiode van twee weken worden gewaarborgd als je minstens 18 jaar bent;
  • de vakantie mag niet in halve dagen worden genomen, behalve als de vakantie met een halve dag van gewone inactiviteit of aanvullende vakantie wordt genomen of als het gaat om de laatste drie dagen van de vierde week vakantie (de werkgever mag zich tegen dit laatste verzetten).
7. Wat als ik ziek word terwijl ik al vakantie had gepland?

In principe geldt de regel dat de eerste schorsing primeert: word je ziek vóór het begin van je vakantie, dan primeert de ziekte en kunnen de vakantiedagen die samenvallen met ziektedagen later worden opgenomen. Word je pas ziek tijdens je vakantie, dan primeert de vakantie en ben je die vakantiedagen gewoon kwijt. Het Europees Hof van Justitie heeft in 2012 nochtans duidelijk gezegd dat wie ziek wordt tijdens zijn vakantie het recht moet hebben om deze dagen later op te nemen, aangezien beide afwezigheden een ander doel hebben (enerzijds genezing, anderzijds uitrusten, ontspanning en vrije tijd). De Belgische wetgeving is hier echter jammer genoeg nog altijd niet aan aangepast.

8. Wat gebeurt er met mijn niet opgenomen vakantiedagen wanneer ik in 2017 uit dienst treed?

De niet opgenomen dagen worden op dat moment uitbetaald. Dat heet ‘vertrekvakantiegeld’ en het bestaat uit twee delen, namelijk:

  1. saldo vertrekvakantiegeld: 15,34 procent van je verdiende brutoloon tijdens het vakantiedienstjaar voor de vakantierechten die je hebt opgebouwd voor het vakantiejaar;
  2. vervroegd vertrekvakantiegeld: 15,34 procent van je verdiende brutoloon tijdens het vakantiejaar voor de vakantierechten die je hebt opgebouwd voor het volgende jaar.

De werkgever die je vertrekvakantiegeld uitbetaalt, bezorgt je ook de vakantieattesten waarop deze berekeningen vermeld staan.

9. Kan ik de rest van mijn vakantiedagen dan nog opnemen bij mijn nieuwe werkgever?

Op het vakantieattest dat je van je vorige werkgever krijgt, staat ook vermeld hoeveel dagen je dat jaar al had opgenomen. De rest kan je nog gewoon opnemen bij je nieuwe werkgever.

10. Waarom krijg ik het jaar daarop bij mijn nieuwe werkgever dan zo weinig dubbel vakantiegeld?

Omdat je vakantiedagen al werden uitbetaald op het moment dat je uit dienst trad, zal je nieuwe werkgever, op het moment dat hij je dubbel vakantiegeld moet uitbetalen, het al betaalde vertrekvakantiegeld daarvan aftrekken. Vandaar dat je in het jaar daarop in die maand meestal niet zoveel geld zal krijgen. De aftrek is wel altijd beperkt tot het vakantiegeld dat je nieuwe werkgever had moeten betalen als je gewoon bij hem in dienst was geweest tijdens het vorige jaar.

Heb je nog vragen? Klop dan even aan bij één van de LBC-NVK-afgevaardigden in jouw onderneming of organisatie. Of neem contact op met één van onze LBC-NVK-secretariaten.

Auteur: Audrey Rottier